Menu
Nieuwsoverzicht

Herinneringen van Mevrouw Boelen

27 februari 2016

712x gelezen
1

UDDEL    –    Het is dit jaar 90 jaar geleden dat de Vereniging Uddels Belang werd opgericht door meester Boelen op verzoek van Koninging Wilhelmina. Meester Boelen was in 1919 met zijn gezin naar Uddel verhuisd om hoofd van de lagere school te worden. Meester Boelen was ook de eerste voorzitter van Uddels Belang. In 1976 heeft mevrouw Boelen, die toen in Apeldoorn woonde en 85 jaar was, haar herinneringen aan Uddel op papier gezet. Met dank aan oud-voorzitter Peter van Rhee laten wij u meegenieten van die herinneringen. We plaatsen het in 2 delen. Nu deel 1 en de volgende  week deel 2.

Het begon alles op 19 maart 1919.

Mijn man was onderwijzer in Apeldoorn. hij gaf tevens les aan de marechaussees na schooltijd van vijf tot zeven. Hij was dan ’s avonds om half acht thuis. Op een keer zei hij dat hij zo graag wilde studeren voor de akte land- en tuinbouw. “Maar daar heb ik geen tijd voor en geen zin. Ik wil naar een kleine plaats solliciteren”. En zo doende werd hij hoofd van de lagere school in Uddel.

Op een morgen reden we dan in een tentwagentje naar Uddel. We kwamen geen mens tegen, wel zagen we in de bossen veel konijnen en in de verte een paar herten en wilde zwijnen. Onze tocht werd daardoor een succes, vooral voor de kinderen. W hadden er toen twee, Suus, die zeven jaar was en Kors, die drie jaar was. Toen we aan kwamen waren onze meubels er nog niet. Dat kon nog wel een uur duren. We gingen daarom de omgeving verkennen, wat was die mooi!, en zo rustig!. Vreemdelingen kwamen er toen nog niet. We gingen naar het Uddelermeer, ook daar was geen mens te bekennen. De natuur was er zo prachtig met die jonge berkenbomen in het voorjaar. Eigenlijk het hele jaar door. ’s Zomers de gezelligheid van het meer, in het najaar de herfstkleuren in de bossen, de verscheidenheid van de vele paddenstoelen en de brullende jerten in de bronstijd. Ook de winter had zijn bekoring. Vooral de hunnenschans. Als er sneeuw lag, was de diepe stilte machtig. Het was net een sprookje. Een goed voorteken!

In het begin was het wat stil, vooral als de schoolkinderen naar huis waren. Maar we gingen er spoedig van houden. Als mijn man en ik ’s avonds een wandeling gingen maken in de bossen, kwamen we geen mens tegen en voelden we ons als rijke grondbezitters.

Mijn had mooi de gelegenheid om te studeren, hij heeft dan ook zijn land- en tuinbouwakte gehaald. De bevolking bestond bijna alleen uit arbeiders, die in de bossen van het kroondomein werkten. Dat was allemaal land van de koningin. Er waren maar twee flinke boerderijen. De eerste was een flinke boerderij van de boer van ’t meer, gelegen aan het Uddelermeer. De andere was een pachtboerderij van de koningin, gepacht door de familie Beekman.

Er waren in Uddel één bakker en twee kruideniers. Een slager was er nog niet. De meeste mensen hadden een eigen huisje met een varken en wat kippen. Sommigen hadden nog een koe en een stukje land, waar ze hun groenten en aardappels op verbouwden. Kranten lazen ze niet en uit gingen ze ook niet. Maar ze waren tevreden. Alleen de mannen hadden eens in ’t jaar een verzetje, dan was er namenlijk de verkoop van heideplaggen. Dan kwamen alle mannen bij elkaar, kopen of niet. Er werd dan een borrel geschonken, de meester kreeg de eerste. Dan was het glaasje nog schoon en verder ging het van tot hand. Er was tevens koekverkoop, de koek namen de mannen voor hun vrouw mee. En daar hoorde mijn wat! Zo leerde hij ze wel kennen. Het was hun enige variatie die ze hadden. Geen wonder dat bij een begrafenis een vrouw tegen me zei: “Ik vind een begrafenis zo fijn, je ziet elkaar nog eens”.

Mijn zuster had mij geholpen met de verhuizing. Toen kwam er een boer bij ons, die zei: “Meester, wie is nu je vrouw, die dikke of die dunne?” Mijn man zei: “Die dunne!” “Nu, zei die boer, ik had die dikke genomen”.  Mijn werkster was een aardige vrouw. Ze heette Fennie van de Hoek. Haar moeder en twee zusters maakten de school schoon. De eerste keer dat ze klaar was met werken, vroeg ik, wat ze wilde verdienen. Ze zei 35 cent, ik gaf haar twee kwartjes. Toen was ik een ‘nare beste’. Na twee jaar stierf ze aan open kanker. Wat dat mens geleden heeft! Op een middag ging ik haar bezoeken en toen was juist Koningin Wilhelmina daar. Ik wilde weggaan. Dat hoefde niet. “Van wie heb je dat ledikant?” vroeg de koningin.  “Van meester Boelen”, zei ze. Ze sliepen nog in zo’n donkere, diepe bedstee en daarom gaven we haar dat ledikant. Wijkzusters waren er toen nog niet.

In die tijd kwam er voor het eerst een schoolarts. In de hoek van de klas werd een gordijn opgehangen en daar zat ze dan als een waarzegster in haar tentje. Maar de mensen waren er niet ‘veur’. Eén meisje kreeg een briefje mee: de dokter mocht haar niet uittrekken. Maar, de dokter deed het toch. Het ondergoed was echter zo goed aan elkaar genaaid, dat er geen beginnen aan was.

“s Zaterdags ging ik met kinderen naar het meer, waste hen daar en liet ze wat spartelen. Ze hebben daar allen het zwemmen geleerd.

Er woonde een heel oud stel in Uddel. Een broer en twee zusters, allen ongetrouwd, in een heel oud huisje. De beide zusters waren heel erg nieuwsgierig. Eén van hen is nog 104 jaar geworden, ondanks de bedsteden. Toen ik er voor het eerst kwam zeiden ze: “Je bent nog een gaaf frommes”. Mijn man noemden ze meesterman. Tegen hem zeiden ze: “Wat zie er goed uit, stumper”. Stumper was hun stopwoord. Toen mijn man voor de volkstelling bij hen kwam zeiden ze: “Meesterman, wat kan ie vlug schrieven, stumper”. Later als ik logés kreeg dan ging ik er naar toe en vroeg of mijn gasten hun huisje mochten zien. Dan nam ik een pond suiker, een ons thee en een half pond koekjes mee. Dan was ik ook een ‘nare beste’. En ze zouden mooi zand strooien op de vloer en een schone schulk (schort) voor doen. Toen prinses Juliana een sbij hen kwam, vroegen ze haar: Hoe oud is je moer nou? Och, wicht, ik heb nog een mooi plaatje van je vaar, moer en opoe, uit de krant. Een week later kregen ze een mooie foto van de prinses, waar ze alle vier op stonden.

Er waren maar twee arme gezinnen in Uddel. Eén waarvan de man werkloos was en het andere gezin was met een woonwagen uit Den Haag gekomen, met drie broodmagere kinderen. De man was schilder. Toen ze de eerste nacht voor een huis bleven staan om te overnachten, konden ze er niet toe komen om te gaan slapen. Ze genoten zo intens van de stilte en de mooie natuur. De maan scheen zo vreedzaam over het Uddelse landschap! Maar …….. de mensen in het huis deden ook geen oog dicht met dat woonwagenvolk voor de deur. De kleren die wij afschaften gingen naar die familie. Ook al omdat ze geen boerenkleren droegen.

De school was maar klein, twee meesters en één juffrouw. Er was ook een juffrouw die naailes gaf aan meisjes die van school af waren. Dit werd betaald door de koningin, evenals het materiaal. Ze kregen ook een kerstfeest, dat werd geleid door de koningin en de prinses. Ik vond dat ze het mooiste kerstfeest hadden van het hele land, en zij vonden het heel gewoon. De ouders kregen ook een kerstfeest van de koningin. De schoolkinderen waren altijd in het donker gekleed, ze rouwden voor de hele familie.

Onze buurvoruw stierf toen ze 84 jaar was. Het was een vrouw met twee ongetrouwde dochters en een kleinzoon, Hannes. Die was wegwerker. Wij werden ook op de begrafenis uitgenodigd, maar mijn man kon niet. Toen ik het sterfhuis binnen kwam, was het daar pikdonker. De kamer was helemaal vol mensen en niemand zei iets. Bij het licht van de open haard zag ik een stoel staan en ging zitten. Toen de dominee kwam werd er een luik op een kier gezet en werd er een kapittel uit bijbel voorgelezen. Daarna werd er een boterham gegeten en toen werd de kist op een boerenwagen gezet. Er gingen vier vrouwen op de hoeken van de kist zitten met zwarte doeken over hun hoofd. De mannen liepen en de vrouwen zaten op allerlei wagens. De juffrouw van de meester mocht in het wagentje van de boer van ’t meer. Toen we terug kwamen hadden de vrouwen hoge nood! De mannen zochten een boom op. Ik moest ook nodig en vroeg waar de wc was. “Daar staat het huusje”. Maar er was geen deur voor en daar zat ik te koop. Iedereen liep er langs, ook de dominee. Toen we naar huis gingen moest ik nog een klein wit broodje mee nemen. Ik bedankt. Maar het moest, dat was zo de gewoonte.

Kort na zijn grootmoeder stierf Hannes aan longontsteking. Al een week lang had hij met hoge koorts op bed gelegen en ging nog op de mestvaalt zijn behoefte doen. Toen het erger werd riepen ze mijn man. Maar toen was het te laat. Dat geval heeft ons aardig dwars gezeten. Het was zo’n aardige jongen. ’s Zomersavonds zat hij dikwijls bij ons op de bank, als Kors, mijn zoon, dan in het bos op een omgevallen boomstam op zijn fluit zat te spelen.

Toen kwam er een tweede onderwijzeres bij, mijn zuster Annie. In Uddel noemden ze haar al gauw juffrouw Annie.

Er volgt nog een deel 2.

Background

Mis nooit meer het nieuws uit Uddel!

Volg ons op social media of schrijf je in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en evenementen in en om Uddel.

IN JE INBOX