Menu
Nieuwsoverzicht

Tonia van Bennekum verteld

23 september 2016

850x gelezen
7

UDDEL    –    Hieronder leest u een verhaal uit 1926 verteld door Tonia van Bennekum aan zuster Van Westreenen ( oud wijkzuster in Uddel ). Tonia van Bennekum was een dochter van Van Bennekum, in die tijd veldwachter in Uddel.

In 1926, ik was toen achttien jaar, werd mijn lang gekoesterde wens om verpleegster te worden vervuld. Ik kwam in opleiding in het Diaconessenhuis te Arnhem.

In die tijd was er nog geen sprake van een cao of iets dergelijks. Een vrije dag kreeg je als het even rustig was op de afdeling. Dan kon het gebeuren dat de hoofdzuster ons ’s avonds bij elkaar riep en zei: “Ik heb het even nagekeken, morgen kan er een één vrije dag hebben”. Degene, van wie het langst geleden was, mocht dan met één vrije dag gaan. Je kon dan nog diezelfde avond naar huis als je dat wilde. De meisjes die uit Arnhem of omgeving kwamen, konden nogg wel met de bus of de trein thuis komen. Zelf kon ik nog wel met de bus in Apeldoorn komen, maar niet naar Uddel. Er ging twee keer per dag een bus van en naar Uddel voor de schoolkinderen. Als ik dan zei, dat ik niet meer thuis kon komen, zei de hoofdzuster: “Nou, dan ga je toch morgenochtend!”

Maar ja, voordat je dan thuis was, was de halve morgen om en moest je halverwege de middag al weer terug. Ik had bij kennissen in de Hoogstraat in Apeldoorn een fiets staan, waarmee ik dan naar en van Uddel kon fietsen. Eén keer ben ik zo brutaal geweest om boswachter Van ’t Slot te bellen. Verder had nog niemand telefoon in Uddel, ook de politiepost niet. Ik vroeg hem of hij thuis wilde gaan zeggen dat ik onderweg was. Ik dacht, misschien komt pa mij wel met fiets halen. Maar wie schets mijn verbazing, bij aankomst op het Marktplein stond daar Jo de Bie met een auto. De eerste auto in Uddel, en mijn halve familie erbij. Nou dat was gewoon feest.

Als ik bij uitzondering een vrij weekend had gehad, liep ik ’s morgens om half vijf over de enige verharde straatje van Het Drie naar de Aardhuisweg en wachtte bij Jan Hop op Peter Schouten, de bakker en kruidenier. Hij ging dan met zijn paard en wagen naar de markt in Apeldoorn. Ik mocht mee rijden, zodat ik om zeven uur in Apeldoorn was en de bus naar Arnhem kon nemen, zodat ik om acht uur op tijd op mijn werk was. Dat was al heel verrukkelijk, want een gewone dag begon al om half zeven. We werden dan om zes uur gewekt, je kon nog even een kopje thee drinken met een droog kapje brood erbij en zo begon je dan te werken. Om half acht ging je pas ontbijten. Je had dan al een heleboel gedaan.

Zo herinner ik me nog, dat ik weer eens onverwachts om zes uur ’s avonds hoorde dat ik de volgende dag vrij was. Ik was er al een beetje op voorbereid en had een tasje klaar staan. Verkleden hoefde niet, alleen een schone schort voor, want je moest altijd je uniform dragen.

Hals over kop kon ik de bus naar Apeldoorn nog halen. Daar aangekomen moest ik eerst nog vanaf het Marktplein naar de Hoogstraat lopen om mijn fiets op te halen. Ik maakte daar mijn carbidlamp in orde en stapte op de fiets. Er was nauwelijks straatverlichting in Apeldoorn, op een enkel punt een klein pitje. En zo fietste ik dan in het donker over de Soerenseweg, stak de Amersfoortseweg over. Allebei grintwegen, en ging dan door het bos naar het Aardhuis. Uiteindelijk kwam je dan bij de houtskoolbranderij uit. De wegen zaten vol kuilen. Halverwege de Echoput en het Aardhuis reed ik door zo’n kuiltje en vloog de carbidlamp van de fiets. Meteen dacht ik, nou verzuipt ie. Ik kroop over de grond, met de handen tastend om de lamp in het donker terug te vinden. En jawel, éénmaal gevonden, was de carbid verzopen, en brandde de lamp niet meer. Ik op naar het Aardhuis, letterlijk, want het laatste gedeelte van het weggetje klom enorm. Jachtopziener Schoep hielp me aan droge carbid en de lantaarn brandde weer.

Onderweg moest ik nog in mezelf lachen. Schoep had gezegd: “Moet je nou nog helemaal naar Uddel?” Ik dacht, ja man, breng me maar even weg, maar dat zei hij niet. Evengoed was er grote dankbaarheid in mijn hart dat ik geholpen was.

En nu weer het donker in. Maar éénmaal uit het bos, op de Vosselt, had ik weer licht van de hemel. Bang was ik nooit, alleen schrok ik wel eens van een burlend hert in de bronstijd.

En zo kwam ik omstreeks half elf in Uddel aan, waar alles en iedereen al lang in diepe rust was. Ook bij mij thuis. Pa deed om half tien nog even de ronde en dan gingen ze naar bed. Ik stond op de stoep en had toch zo’n schik. Ik drukte op de bel, mijn zuster keek uit het raam en riep: “’t Is Tonia!”

En dan kwam de hele familie in nachtgewaad uit bed. Moeder zei: “Kind’als ik dat geweten had, dat jij nog onderweg was ……!”  We dronken een kop warme chocolademelk en dan moest ik alles nog vertellen. Dat was geweldig. En dan ’s morgens, dat je dan thuis in bed was en mocht uitslapen en lekker verwend worden.

Het mooiste moment van de dag!

Background

Mis nooit meer het nieuws uit Uddel!

Volg ons op social media of schrijf je in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en evenementen in en om Uddel.

IN JE INBOX